Uw notebook is uitgerust met twee PC-kaart-sleuven die zowel PC-kaarten van het type II als het type III ondersteunen.
PC-kaarten hebben allemaal ongeveer dezelfde grootte en verschillen enkel in dikte. Ze zijn allemaal uitgerust met een standaard 68-pin-connector. De hierna beschreven PC-kaarten worden allemaal door uw notebook ondersteund.
Type II-kaarten hebben een dikte van 5,0 millimeter (mm). Type II-kaarten zijn vaak opslag- of communicatieapparaten zoals het Statisch werkgeheugen (SRAM), het systeemgeheugen (ROM), Flash Memory, LAN, en Small Computer System Interface (SCSI). Typische Type II-kaarten omvatten ook Ingang/Uitgang-functies (I/O) zoals modems.
Veel PC-kaarten zijn Type II-uitgebreide kaarten. De uitgebreide kaart heeft een bijkomend fysisch component dat verder uitsteekt dan de normale kaartgrootte. Deze uitbreiding kan wel tot 40 mm diep zijn en 9,65 mm hoog. Deze uitbreiding biedt ruimte voor bijkomende elektronica en vormt eveneens een locatie voor externe connectors.
Type III-kaarten zijn dikker (10,5 mm) dan Type II-kaarten. Type III-kaarten gebruiken include-advanced-function-kaarten (I/O-kaarten) met bijkomende functies zoals draadloze modems, multimodus-kaarten (kaarten met meer dan één functie zoals een gecombineerde LAN/modem-kaart) en beperkte Harde-Schijf-opslagruimte.
Uw notebook integreert twee CardBus-sleuven voor het inbrengen van twee Type II-PC-kaarten of één Type III-PC-kaart. De 32-bit CardBus beschikt ook over video-ondersteuning in de onderste sleuf (sleuf 1).
Door gebruik te maken van de PC-kaart-sleuven van het systeem, kunt u naar keuze PC-kaarten toevoegen en externe apparaten aan het systeem verbinden. Het gaat hierbij om randapparatuur, zoals modems, LAN-kaarten en opslagkaarten.
Om een PC-kaart aan te brengen, moet u als volgt te werk gaan:
Houd de kaart zodanig dat de 68-pin-connector naar de sleuf is gericht en de pijl bovenaan de kaart zichtbaar is;
Steek de kaart in eender welke sleuf (Installeer Type III-kaarten enkel in de onderste sleuf). Een opeenvolging van een lage en een hoge toon maakt duidelijk dat de kaart correct werd ingestoken en dat het systeem de kaart heeft herkend (Als u het geluidssignaal uitschakelt, via de functietoetsen of via de volumebesturing, zal er geen geluidssignaal te horen zijn);
Waarschuwing: Indien u een andere geluidssequentie hoort, zoals hoge en dan lage tonen, betekent dit dat u de kaart weliswaar correct heeft geïnstalleerd maar dat het systeem de kaart niet herkent.
Gebruik de aanwezige software van het systeem om de beschikbaarheid van de PC-kaart-sleuf te controleren. Gebruik hiervoor het pictogram PC-kaart dat u terugvindt in het Configuratiescherm of op de rechterzijde van de Taakbalk. Het geeft aan in welke sleuf er een PC-kaart aanwezig is en in welke niet.
Volg onderstaande stappen om een PC-kaart in Windows 98 te verwijderen:
Dubbelklik op Deze computer, dubbelklik op Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram PC-kaart of dubbelklik simpelweg op het pictogram PC-kaart op de Taakbalk;
Selecteer de PC-kaart die u wilt verwijderen en selecteer Stop;
Het Windows besturingssysteem waarschuwt u als de kaart door bepaalde toepassingen nog wordt gebruikt. Als al de toepassingen die deze kaart gebruiken, afgesloten zijn, zal het systeem de kaart afsluiten. Een boodschap verwittigt u dat u de kaart kunt verwijderen.
Druk op de knop aan de zijkant van de sleuf om de PC-kaart te verwijderen.