home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00250
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-11-24
|
8KB
|
276 lines
00250-931124-1144-Mt9.15
\\bruiloftskinderen\\
Gr. [de zonen]; dat is, kinderen der bruiloftskamer, die men
noemt speelgenoten. Zie Richt. 14: 11; deze worden genaamd
vrienden des bruidegoms; Joh. 3: 29.
# Jud 14.11 Joh 3.29
See definition ... 5207
00251-931124-1151-Mt9.16
\\een lap\\
Christus wil met deze gelijkenissen te kennen geven dat zijn
discipelen nog al teder en zwak waren.
\\ongevuld laken\\
Of, onbereid, nieuw, ongesleten; gelijk Luk. 5: 36.
# Lu 5.36
\\aangezette lap\\
Gr. vervulsel
See definition ... 4138
\\scheurt af\\
Of, scheurt iets af, gelijk Mark. 2: 21; namelijk het nieuwe van
het oude, dat is, scheurt den aangezetten lap af.
# Mr 2.21
00252-931124-1152-Mt9.17
\\zo bersten\\
Of, [scheuren]
See definition ... 4486
00253-931123-1103-Mt9.18
\\overste\\
Namelijk der synagoge, genaamd Jaïrus. Zie Mark. 5:22; Luk.
8:41.
# Mr 5.22 Lu 8.41
\\leven\\
Dat is, weder levend worden.
00255-931123-1126-Mt9.20
\\van achteren\\
Omdat zij haar ziekte niet durfde openbaren.
00256-931124-1153-Mt9.21
\\Zijn kleed\\
Zij schreef deze kracht der gezondmaking aan het kleed niet toe,
maar aan [Jezus Christus] zelf, die daar tegenwoordig was,
gelijk blijkt uit het volgende vs. en uit Mark. 5:30, en
Luk.8:46. Zie dergelijke Matth. 14:36.
# Mr 5.30 Lu 8.46 Mt 14.36
\\gezond worden\\
Gr. [verlost], of behouden.
See definition ... 4982
00258-931123-1156-Mt9.23
\\de pijpers en de woelende schare\\
Die met treurig fluiten de lieden tot weenen en klagen over de
doden zochten te verwekken; welk gebruik de Joden van de
heidenen ontleend hadden.
00259-931123-1203-Mt9.24
\\niet dood, maar slaapt\\
Namelijk om dood te blijven alzo [Christus] voorhad haar te
verwekken. anders wordt de dood gezegd geen dood maar een slaap
te zijn, vanwege de algemene opstanding; Joh. 11:11.
# Joh 11.11
00260-931124-1154-Mt9.25
\\stond op\\
Gr.[werd opgewekt]; namelijk van den dood.
See definition ... 1453
00262-931123-1210-Mt9.27
\\Zone Davids, ontferm u onzer!\\
De [messias] was voor een zoon van David bekend, omdat Hij uit
het geslacht Davids zou voorkomen, volgens de belofte aan David
gedaan. Zie Matth. 1:1
# Mt 1.1
00265-931124-1155-Mt9.30
\\zeer strengelijk verboden\\
Gr.[gedreigd] met ernstige beweging des gemoeds.
See definition ... 1690
00267-931123-1220-Mt9.32
\\stom en van den duivel bezeten was.\\
Wien de duivel, waarvan hij bezeten was, de spraak benomen had.
00268-931124-1156-Mt9.33
\\desgelijks in Israel gezien.\\
Gr. alzo
See definition ... 3779
00269-931123-1233-Mt9.34
\\overste der duivelen.\\
Deze wordt Matth. 10;25 en 12:27 Beëlzebul genaamd. Want ook
onder de onreine geesten is er een, die over de anderen
heerschappij heeft. Zie Matth 25:41.
# Mt 25.41
00270-931123-1236-Mt9.35
\\Alle ziekten en alle kwalen onder het volk.\\
Dat is, allerllei. Zie Matth. 4:23
# Mt 4.23
00271-931124-1202-Mt9.36
\\innerlijk\\
Gr. werd in zijne ingewanden beroerd
See definition ... 4697
\\vermoeid en verstrooid\\
Gr. los en ontbonden.
See definition ... 4496
00272-931124-1202-Mt9.37
\\groot\\
Gr. veel
See definition ... 4183
00273-931124-1203-Mt9.38
\\uitstoote\\
Gr. uitwerpe, dat is uitzende, hun door de krachts zijns Geestes
gewillig en bekwaam gemaakt hebbende
See definition ... 1544
00274-931124-0954-Mt10.1
\\macht gegeven\\
Namelijk om in zijnen naam en door de krachts Gods, niet door
hunne kracht wonderen te doen. Zie Hand. 3:12, 16
# Ac 3.12, 16
\\over de onreine geesten,..\\
Of, tegen
00275-931124-1010-Mt10.2
\\eerste Simon gezegd Petrus, en Andreas zijn broeder;..\\
Petrus wordt hier eerst genaamd, niet omdat hij macht en gezag
had over de anderen, hetwelk Gods Woord nergens leert, alzo de
apostelen in deze elkander gelijk waren Joh. 20:22, 23, maar
omdat hij zoals het schint, de oudste en van [Christus] tot het
apostelschap het eerst geroepen was; Matth. 4:18. anders wordt
ook Jacobus eerst genaamd voor Petrus, Gal. 2:9, of, omdat hij
eerst met zijn broeder Andreas het eerste paar is, dat
uitgezonden werd.
# Joh 20.22,23 Mt 4.18 Ga 2.9
00276-931124-1022-Mt10.3
\\tollenaar\\
Dat is, die tollenaar geweest was. Zie Matth. 9:9. Hij wordt ook
Levi genaamd. Mark. 2:14, en Luk. 5:27,29.
# Mt 9.9 Mr 2.14 Lu 5.27,29
\\Thaddeus\\
Thaddai in het Syrisch, is [Judas] in het Hebreeuwsch, hetwelk
zijn voornaam was. Zie Joh. 14:22. Hoewel sommigen meenen dat
dit nog een derde naam is van dezen apostel, van een anderen
oorsprong. Hij is ook toegenaamd Lebbeus.
# Joh 14.22
00277-931124-1119-Mt10.4
\\Kananites\\
Dat is, ijveraar, Gr. [Zelotes]. Gelijk de eerste Simon is
toegenaamd Kananites, dat is ijveraar, om van de ander
onderscheiden te worden. Zie Luk 6:15; Hand. 1:13.
# Lu 6.15 Ac 1.13
See definition ... 2581
\\Iskarioth\\
Sommigen meenen dat deze Judas zo genaamd wordt van de stad
Keriothe, gelegen in de stam van Juda, Joz. 15:25, anderen van
Secarjuth, hetwelk een buidel betekent, omdat hij de beurs
droeg, Joh. 12:6.
# Jos 15.25 Joh 12.6
See definition ... 2469
00278-931124-1101-Mt10.5
\\Samaritanen\\
De Samaritaen worden hier bij de heidenen gevoegd en
onderscheiden omdat, hoewel zij van heidense afkomst waren, zij
vele ceremoniën der Joden aangenomen hadden. Zie 2 Kon. 17
# 2Ki 17
00279-931124-1105-Mt10.6
\\Israels\\
Dat is, Joden, die als dwalende schapen zonder oprechtleraars
waren. Deze moest het Evangelie eerst gepredikt worden; Matth.
15:24; Hand. 13:46
# Mt 15.24 Ac 13.46
00281-931124-1114-Mt10.8
\\kranken\\
Gr. [krachteloos]. In Gr. staat het werkwoord "krachteloos
zijn".
See definition ... 770
00282-931124-1110-Mt10.9
\\verkrijgt\\
Namelijk tot voorraad op uwe reis.
\\gordels\\
Of [buidels]; want de Joden hadden brede riemen of gordels om
hun lange klederen er mee op te schorten, waarin zij ook hun
geld droegen.
00283-931124-1512-Mt10.10
\\twee rokken\\
Dat is, geen klederen dan die zij zouden aanhebben.
00284-931124-1517-Mt10.11
\\waardig\\
Dat is, die het Evangelie gaarne willen aannemen,Hand. 2:41,
welke waardigheid niemand van zichzelven heeft, maar die de Here
door zijn Geest daartoe waardig en bekwaam maakt: Matth. 22:8,9;
2Cor. 3:5
# Mt 22.8,9 2Co 3.5
00285-931124-1521-Mt10.12
\\groet hetzelve\\
Dat is, wens degenen die daarin wonen geluk en vrede, gelijk in
het volgende vs. blijkt. Anderen doen daarbij: [zeggende: vrede
zij dezen huize.] Zie Luk. 10:5
# Lu 10.5
00286-931124-1522-Mt10.13
00287-931124-1526-Mt10.14
\\stof uwer voeten af\\
Om daarmede te beteken dat zij met hen voortaan gansch geen
gemeenschap begeerde te hebben. Zie Hand. 13:51, en 18:6
# Ac 13.51 18.6
00288-931124-1528-Mt10.15
\\het land van Sodom en Gomorra\\
Of, het land van die van Sodoma en Gomorra
00289-931124-1530-Mt10.16
\\oprecht gelijk de duiven.\\
Of, eenvoudig. Het Gr. is genomen bij gelijkenis van dingen, die
onvermengd en onvervalst zijn.
00290-931124-1533-Mt10.17
\\raadsvergaderingen\\
Gr. [Synedria]. Zie daarvan de verklaring Matth. 5:22, en een
voorbeeld Hand. 5:40
# Mt 5.22 Ac 5.40
00291-931124-1538-Mt10.18
\\stadhouders en koningen\\
Namelijk der provinciën, gelijk waren Festus en Felix, en
dergelijken. Zie Hand. 24:10 en 1 Petr. 2:14. Zie ook dergelijke
Neh. 5:14
# Ac 24.10 1Pe 2.14 Ne 5.14
00292-931124-1541-Mt10.19
\\bezorgd zijn\
Niet wij ons tevoren niet zouden mogen bedenken, of God om
wijsheid bidden, maar dat wij daarover niet te zeer beangst of
bekommerd moeten zijn. Zie Hand. 4:29
# Ac 4.29
00294-931124-1544-Mt10.21
\\dooden\\
Of, [ter dood brengen]
00296-931124-1545-Mt10.23
\\gekomen zijn\\
Dat is, zal wederom bij u komen en u ontmoeten
00298-931124-1549-Mt10.25
\\Beëlzebul\\
Anderen lezen [Beëzebub], welke was de opperste afgod der
Ekronieten; 2 Kon. 1:2. Met welken naam de Joden den overste der
duivelen noemden, omdat de afgoden der heidenen duivelen waren.
Zie 1 Cor. 10:20
# 1Co 10.20