home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00450
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-11-30
|
6KB
|
226 lines
00450-931130-1124-Mt13.55
\\timmermans\\
Namelijk Jozef, dien zij meenden dat zijn vader was. Zie Luk.
3:23; Joh. 6:42.
# Lu 3.23 Joh 6.42
\\broeders\\
Dat is, bloedverwanten; want Jakobus en Joses waren zonen van de
zuster van [Christus] moeder, gelijk men kan zien Joh. 19:25,
verg. met Matth. 27:56, en Mark. 15:40
# Joh 19.25 Mt 27.56 Mr 15.40
00453-931130-1126-Mt13.58
\\vanwege hun ongeloof\\
Omdat zij, vanwege hun ongeloof, hem de kranken niet
toebrachten.
00454-931130-1149-Mt14.1
\\Herodes\\
Deze was een zoon van Herodes den Groote, en was toegenaamd
Antipas.
\\viervorst\\
Gr. [Tetraches]; dat is een vorst over een vierde deel van een
rijk. Want na den dood van Herodes den Groote is zijn rijk door
de kerizer Augustus verdeeld onder zijn zonen; waarvan bijna de
helft, namelijk Judea, Samaria en Idumea, had Archelaus de
oudste zoon; een vierde part, namelijk Galilea en het land over
de Jordaan deze Herodes; en het laatste vierde part, namelijk
Iturea en Trachonitis had Filippus de jongste zoon. Zie Matth.
2:22; Luk 3:1,19, en bij Josef. Antiq. lib. 17, cap 13. Deze
tetrachen worden ook koningen gnaamd, omdat zij als konigen
regeerden. Zie hier vs. 9; Mark. 6:14; Hand. 25:24
# Mr 6.14 Ac 25.24
00456-931130-1154-Mt14.3
\\Herodes\\
Deze geschiedenis wordt hier bij gelegenheid verhaald, hoewel
zij tevoren geschied is. Zie Matth. 4:12.
# Mt 4.12
\\Herodias\\
Deze Herodias was de huisvrouw van Filippus, den broeder van
Herodes, door wien zij verleid zijde, haren man verlatne heeft,
en bij diens leven Herodes tot zijne vrouw genomen was. Zie
[Josef]. Antiq. lib. 18, cap.7,9.
00457-931130-1155-Mt14.4
\\te hebben\\
Namelijk ter vrouw.
00459-931130-1157-Mt14.6
\\geboorte\\
Van zulk vieren der geboortedagen heeft men nog een voorbeeld
Gen. 40:20
# Ge 40.20
00461-931130-1201-Mt14.8
\\tevoren onderricht\\
Of, opgemaakt en aangestuwd zijnde nadat zij daarover hare
moeder raad gevraags had; Mark. 6:24
# Mr 6.24
00462-931130-1204-Mt14.9
\\bedroefd\\
Niet zozeer om Johannes wil als om den ondanks des volks, dat
hij vreesde.
\\de eeden en degenen\\
Namelijk die hij deze lichtvaardige danseres onbehoorlijk gedaan
had, vs 7.
00463-931130-1206-Mt14.10
\\zond\\
Namelijk een trawant of scherprechter, gelijk te zien is Mark.
6:27
# Mr 6.27
00466-931130-1212-Mt14.13
\\vertrok hij vandaar\\
Niet alleen om het gevaar te ontgaan, alzo zijne ure nog niet
gekomen was, maar ook omdat zijne discipelen rust nodig hadden;
Mark. 6:30,31.
# Mr 6.30,31
\\alleen\\
Of, uit den weg, aan de ene zijde.
\\te voet\\
Want [Christus] was niet gevaren naar de ander zijde van de zee,
maar over een inham, blijvende aan dezelfde zijde, waar zij Hem
te voet komden volgen.
00467-931130-1215-Mt14.14
\\grote schare\\
Dat is, dat er veel volk was.
00468-931130-1217-Mt14.15
\\de tijd\\
Gr. de ure; namelijk van eten, of voedsel tenemen, of des daags,
om het volk niet langer op te houden.
00472-931130-1222-Mt14.19
\\zegende\\
Het Gr. woord betekent somtijds wel [dankzeggen], maar moet hier
voor [zegenen], dat met dankzegging gevoegd is, genomen worden.
gelijk te zien is Luk. 9:16, welke zegening geschied is door een
bijzonder gebed, dat deze broden tot verzadiging van allen
mochten gedijen; 1 Tim. 4:4,5.
# Lu 9.16 1Ti 4.4,5
00473-931130-1223-Mt14.20
\\zij namen\\
Namelijk de discipelen van [Christus], gelijk blijkt uit Joh.
6:12.
# Joh 6.12
00475-931130-1225-Mt14.22
\\dwong Jezus\\
Namelijk met ernstige woorden, daar zij van Hem niet gaarne
wilden scheiden.
00476-931130-1226-Mt14.23
\\alleen\\
Zie het voorgaande 13e vs.
00477-931130-1235-Mt14.24
\\zijde in nood\\
Gr. [gepijnigd]; dat is, zeer geslingerd of geslagen van de
baren.
00478-931130-1238-Mt14.25
\\wake des nachts\\
De nacht werd toen afgedeeld in vier vaken, elk van drie uren,
waarvan de vierde met den dag eindigde: waarom dezelve ook de
morgenwake genoemd wordt; Exod. 14:24; 1 Sam. 11:11 Zie Luk.
12:38
# Ex 14.24 1Sa 11.11 Lu 12.38
00479-931130-1240-Mt14.26
\\spooksel\\
Dat is, een geest, verschijnende in lichamelijke gedaante.
00480-931130-1242-Mt14.27
\\ik ben het\\
Namelijk in der waarheid, en het is geen schijnsel of spook.
00484-931130-1243-Mt14.31
\\gewankeld\\
Of, [getwijfeld].
00489-931130-1247-Mt14.36
\\zoom zijns kleed\\
Namelijk tot een teken dat zij van Hem wilden geholpen wzen,
niet dat zij den zoom zulk ene kracht toeschreven. Zie
dergelijke Matth. 9:21
# Mt 9.21
\\hem aanraakten\\
Of, dien, manelijk den zoom.
00490-931130-1248-Mt15.1
00491-931130-1251-Mt15.2
\\inzetting\\
Gr. [iverkevering] of [overgeving]
\\ouden\\
Of, [onderlingen]; namelijk der Farizeesche leeraars, gelijk
Matth. 5:21
# Mt 5.21
00492-931130-1252-Mt15.3
\\uwe inzetting\\
Dat is, die gij aangenomen hebt en volgt.
00493-931130-1256-Mt15.4
\\Eer uwen vader en uwe moeder\\
eer betekent niet alleen uiterlijken eerbied, maar ook allerlei
hulp en bijstand; 1 Tim. 5:3,17
# 1Ti 5.3,17
\\den dood sterven\\
Dat is, die zal zonder verschoning met den ddod getraft worden;
Exod. 21:17; Lev. 20:9.
# Ex 21.17 Le 20.9
00494-931130-1301-Mt15.5
\\Het is\\
Of, [het zij ene gave]; dat is, een offerande; Matth. 5:24.
Hebr. [Corban], Mark. 7:11. Of, zo wat gave van mij geofferd
wordt zal u ten nutte komen; die voldoet: of die wordt ontslagen
van verdere onderhouding zijne ouders te doen. Zie hiervan ook
in aanteek. op Mark. 7:11. De zin is dat zij leerden, dat men
onder het deksel van offeranden den ouders de schuldige hulp
mocht onttrekken.
# Mt 5.24 Mr 7.11
00496-931130-1303-Mt15.7
\\wel heeft Jesaja van u geprofeteerd\\
Dat is, wel past op hetgeen Jesaja ook eertijds gezegd heeft tot
de Joden van zijnen tijd.
00498-931130-1305-Mt15.9
\\leerende leeringen\\
Namelijk om die te onderhouden, als een deel van den godsdienst;
Deut. 4:2 en 12:32.
# De 4.2 12.32