home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Nederland Interaktief Kinderen
/
NLeduca.bin
/
NLEDUCA
/
WWS
/
HULPTEXT.TXT
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1994-11-10
|
10KB
|
721 lines
1,1
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 1
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Zoek uit of dat wat in zin 1 staat
nu gebeurt of al is gebeurd.
3 Kies je antwoord.
1,2
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 2
1 Lees zin 1.
2 Zeg of dat wat in de zin staat
nu gebeurt of al is gebeurd.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
1,3
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 3
1 Eerst moet je een zin kiezen.
2 Daarna moet je zeggen
in welke tijd die zin staat.
1,4
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 4
1 Lees beide zinnen.
2 Kies daarna de zin'
die in de opgegeven tijd staat.
1,5
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 5
1 Lees beide zinnen.
2 Zeg dan in welke tijd zin 1 staat.
3 Kies daarna het woord
waaraan je dat kunt zien.
1,6
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 6
1 Zeg eerst in welke tijd de zin staat.
2 Kies dan het woord waaraan je dat ziet.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
1,7
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 7
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Wijs dan de persoonsvorm aan in zin 1.
3 Wijs daarna de persoonsvorm aan in zin 2.
1,8
HULP - PERSOONSVORM en TIJD - LES 8
1 Lees de zin.
2 Wijs dan de persoonsvorm aan.
2,1
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 1
1 Lees de zin.
2 Zoek uit wie iets doet of wat iets doet.
3 Wijs daarna het antwoord aan.
LET OP !
Het antwoord telt soms meer dan 1 woord.
2,2
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 2
1 Lees de zin.
2 Zoek uit wie iets doet of wat iets doet.
3 Wijs daarna het antwoord aan.
LET OP !
Het antwoord telt soms meer dan 1 woord.
2,3
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 3
1 Lees de zin.
2 Zoek uit wie iets doet of wat iets doet.
3 Wijs het antwoord aan.
4 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
2,4
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 4
1 Lees de zin.
2 Zoek het onderwerp.
3 Wijs het antwoord aan.
LET OP!
Het antwoord telt soms meer dan 1 woord.
2,5
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 5
1 Lees de zin.
2 Zoek het onderwerp.
3 Zoek dan uit wat het onderwerp doet.
Neem daarvoor niet meer dan 1 woord.
4 Wijs daarna het antwoord aan.
2,6
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 6
1 Lees de zin.
2 Zoek uit wat het onderwerp doet.
Neem daarvoor niet meer dan 1 woord.
3 Wijs daarna het antwoord aan.
2,7
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 7
1 Lees de zin.
2 Zoek uit wat het onderwerp doet.
3 Wijs dan het antwoord aan.
4 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
2,8
HULP - PERSOONSVORM EN ONDERWERP - LES 8
1 Lees de zin.
2 Zoek de persoonsvorm.
3 Wijs het antwoord aan.
3,1
HULP - PERSOONSVORM en VRAAG - LES 1
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Zoek uit of zin 1 wel of geen vraag is.
3 Kies je antwoord.
4 Wijs het eerste woord in de vraag aan.
5 Wijs hetzelfde woord aan in de andere zin.
3,2
HULP - PERSOONSVORM en VRAAG - LES 2
1 Lees de zin.
2 Zet de zin in gedachten in de vragende vorm.
3 Welk woord wordt dan het eerste woord?.
4 Wijs dat woord aan en daarna,
in de goede volgorde, de andere woorden.
3,3
HULP - PERSOONSVORM en VRAAG - LES 3
1 Zet de zin in gedachten in de vragende vorm.
2 Wijs dan het eerste woord van de vraag aan.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 5 moet je dat schrijven!
3,4
HULP - PERSOONSVORM en VRAAG - LES 4
1 Lees de zin.
2 Wijs daarna de persoonsvorm aan.
4,1
HULP - STAM en INFINITIEF - LES 1
1 Wijs de persoonsvorm aan.
2 Noteer dan
eerst de wij-vorm van de persoonsvorm en
daarna de ik-vorm van de persoonsvorm.
4,2
HULP - STAM en INFINITIEF - LES 2
1 Wijs de persoonsvorm aan.
2 Noteer dan de wij-vorm en de ik-vorm.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
4,3
HULP - STAM en INFINITIEF - LES 3
1 Wijs de persoonsvorm aan.
2 Noteer de dan infinitief en de stam
5,1
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 1
1 Lees het woord.
2 Zoek naar een klinker of een medeklinker
Alle klinkers en alle medeklinkers staan
in het vak boven de pijlen.
3 Kies je antwoord.
5,2
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 2
1 Lees het woord.
2 Zoek naar een klinker of een medeklinker.
3 Kies de letter en klik of druk op Enter.
5,3
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 3
1 Noteer een klinker of een medeklinker.
2 Druk daarna op de Enter-toets.
5,4
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 4
1 Lees de vier woorden.
2 Wijs het woord met andere klinkers aan.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
5,5
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 5
1 Lees de vier woorden.
2 Kies het woord met klinkerverandering.
5,6
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 6
1 Lees de vier zinnen.
2 Zoek in elke zin de persoonsvorm.
3 Kies de persoonsvorm
met klinkerverandering.
5,7
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 7
1 Lees de twee zinnen.
2 Kies de persoonsvorm
met klinkerverandering.
5,8
HULP - KLINKERVERANDERING - LES 8
1 Lees de zin.
2 Zet daarna de zin in gedachten
in de andere tijd.
3 Zoek uit of de persoonsvorm dan ook
klinkerverandering krijgt.
6,1
HULP - WOORD VERLENGEN - LES 1
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Als je goed leest, zie je in zin 1
wat je voor het woord in zin 2
moet schrijven.
3 Noteer het antwoord en druk op Enter
6,2
HULP - WOORD VERLENGEN - LES 2
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Als je goed leest, zie je in zin 1
wat je voor het woord in zin 2
moet schrijven.
3 Noteer het antwoord en druk op Enter
6,3
HULP - WOORD VERLENGEN - LES 3
1 Lees de zin.
2 Verleng in gedachten het woord
waarvoor je een d of t moet schrijven.
3 Let er op of je dan een d of t krijgt.
3 Noteer het antwoord en druk op Enter
6,4
HULP - WOORD VERLENGEN - LES 4
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Verleng het woord waarin stippen staan
met de of den OF met te of ten.
3 Noteer het antwoord en druk op Enter.
6,5
HULP - WOORD VERLENGEN - LES 5
1 Lees de zin.
2 Verleng het woord waarin stippen staan
met de of den OF met te of ten.
3 Noteer het antwoord en druk op Enter.
7,1
HULP - DE HOORPROEF - LES 1
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Schrijf bij het onderwerp van zin 2
de goede vorm van horen.
7,2
HULP - DE HOORPROEF - LES 2
1 Lees de zin.
2 Schrijf bij het onderwerp van de zin
de goede vorm van horen.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
7,3
HULP - DE HOORPROEF - LES 3
1 Lees de zin.
2 Schrijf bij het onderwerp van de zin
de goede vorm van horen.
7,4
HULP - DE HOORPROEF - LES 4
1 Lees de zin.
2 Schrijf bij het onderwerp van de zin
de goede vorm van horen.
8,1
HULP - TIJD VERANDEREN - LES 1
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Noteer voor zin 2
de persoonsvorm in de andere tijd.
3 Lees goed wat daarna wordt verteld
want na opdracht 4 moet je dat schrijven!
8,2
HULP - TIJD VERANDEREN - LES 2
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Noteer voor zin 2
de persoonsvorm in de opgegeven tijd.
8,3
HULP - TIJD VERANDEREN - LES 3
1 Lees zin 1 en zin 2.
2 Noteer voor zin 2
de persoonsvorm in de andere tijd.
9,1
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 1
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in het schema de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,2
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 2
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in de balk de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,3
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 3
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in het schema de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,4
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 4
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in de balk de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,5
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 5
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in het schema de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,6
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 6
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Wijs in de balk de stappen aan
die bij dat woord horen.
3 Tenslotte moet je het woord noteren.
9,7
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 7
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Zoek in het kleine schema
welke stappen bij het woord horen.
3 Noteer het woord.
9,8
HULP - WERKWOORDSPELLING - LES 8
1 Lees de zin en zoek het woord
dat je moet schrijven.
2 Noteer het woord.