home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00000
next >
Wrap
Text File
|
1993-08-23
|
13KB
|
345 lines
00001-930824-1549-Mt1.1
\\boek des geslachts\\
Dit is geslachtregister, of boom der voorouders van Christus.
Het is een Hebreeuwse wijze van spreken.
# Ge 5.1
\\den zoon van David en Abraham\\
Deze twee, David en Abraham, worden hier vooraan gesteld, en
Christus wordt bijzonder hun beider zoon genaamd, omdat dezen
beiden bijzondere beloften waren gedaan, dat Hij uit hun zaad
zou geboren worden.
# Ge 22.18 2Sa 7.12 Ps 89.30 Ps 132.11
Waarom ook Mattheus dit geslachtsregister eerst van Abraham
heeft willen beginnen, gelijk hij ook, vs.6, David bijzonder een
koning noemt, omdat David de eerste koning uit den stam van Juda
is geweest en een duidelijk voorbeeld van Christus' eeuwig
koninkrijk.
#Lu 1.32
\\David\\
# Lu 1.31,32
000002-930715-2036-Mt1.2
\\gewon\\
De andere overzetting (vertaling) heeft: gegenereerd, hetwelk,
daar het een Latijns woord is, beter geacht is te behouden het
woord \\gewinnen\\, hetwelk meest oude Nederduitsche
overzettingen hier gebruiken.
00003-930715-2036-Mt1.2
\\bij Thamar\\
Gr. \\uit\\. Deze vrouw, alsook hierna Rachab en Ruth, vs. 5, en
Bathseba, vs. 6, worden van den evangelist hier vermeld, omdat
de Schriftuur van haar iets zegt, dienende tot den staat der
vernedering van Christus, en ook omdat enige haarer van heidense
afkomst zijn geweest; opdat daarmede aangewezen zou worden dat
ook grote zondaren, en de heidenen zelf, deel zouden hebben aan
de vruchten der geboorte van Christus.
00004-930715-2036-Mt1.3
\\Aram\\
Deze Aram wordt Ram genaamd
00006-930715-2036-Mt1.6
\\Salomo\\
Lukas stelt in plaats van Salomo en zijne nakomelingen Nathan,
een anderen zoon van David, met zijne nakomelingen. De reden
van deze verscheidenheid zie:
# Lu 3.31
\\degene\\
Namelijk Bathseba, bij welke David Salomo gewon, toen zij na de
dood van haren man Uria met hem getrouwd was.
# 2Sa 11.3,27 2Sa 12.24
00008-930715-2036-Mt1.8
\\Ozias\\
Hier worden drie koningen overgeslagen en voorbijgegaan,
namelijk Ochosias, Joas, en Amasias, om het getal van veertien
niet te buiten te gaan, vs.17. Zie van dergelijke uitlatingen
een voorbeeld Ezra 7:3, verg. met 1 Kron. 6:7, en wordt deze
Ozias ook Azarias genaamd, 1 Kr 3:12
# Ezr 7.3 1Ch 6.7 1Ch 3.12
00011-930715-2036-Mt1.11
\\Jechonias\\
Enigen voegen hier bij Jakim; en Jakim gewon Jechoniam, hetwelk
met het register der koningen van Juda, 1 Kr 3:16, enz. en met
het getal van veertien alhier, vs. 17, niet kwalijk schijnt
overeen te komen. Dat alzo meest alle oude boeken en
overzettingen dit bijvoegsel van Jakim niet hebben, zo wordt
dit hier nagelaten; te meer omdat door Jechonias in het 11e vs.
verstaan kan worden de vader, die ook Joakim is genaamd, en
door Jechonias in het 12e vs. de zoon, die ook Joachin is
genaamd, en aldus wordt hier het getal van veertien ook
vervuld.
# 1Ch 3.16
\\omtrent de Babylonische overvoering\\
Of \\in\\, of \\ten tijde\\; dat is, tegen den tijd van de
gevankelijke wegvoering der Joden naar Babylonië.
00012-930715-2036-Mt1.12
\\Salathiël\\
Velen menen dat dezen Salathiël niet is geweest een natuurlijke
zoon van Jechonias, alzo bij Lukas 3:27 gezegd wordt te zijn
een zoon van Neri, en het Jer. 22:30 schijnt dat Jechonias geen
kinderen nagelaten heeft; maar dat hij zijn zoon genaamd zou
worden omdat hij, als zijn naaste bloedverwant, hem in de
regering van het Israelietische volk opgevolgd is; gelijk 1
Kron. 3:16 Zedekias genaamd wordt een zoon van Jechonias, omdat
hij hem ook in het rijk opgevolgd is, die nochtans 2 Kron.
24:17 zijn oom genaamd wordt; te meer omdat Luk. 3:27 gezegd
wordt dat Salathiël afkomstig is geweest van het geslacht
Nathan, bij hetwelk na de Babylonische gevangenis de regering
des Joodsen volks is geweest, gelijk schijnt afgeleid te kunnen
worden uit Zach. 12:12. Doch anderen menen dat deze Salathiël
is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, en dat
Salathiël, van wien Lukas spreekt (3:17), een andere Salathiël
is geweest dan deze, alzo deze aldaar genaamd wordt een zoon
van Neri. Zie de aantekening aldaar.
# Lu 3.17,27 Jer 22.30 2Ch 24.17 Zec 12.12
00016-930720-1554-Mt1.16
\\Jozef\\
Dit geslachtsregister wordt gebracht op Jozef, omdat het bij de
Hebreën niet gebruikelijk was de geslachtsregisters te brengen
op de vrouwen; nochtans kan daaruit blijken dat Christus is uit
het geslacht Davids, omdat het bij de Joden gebruikelijk was te
trouwen, en Mattheus hierover vs. 1 getuigt, dat hij hier het
geslachtsregister van \\Jezus Christus\\ verhaalt. Want dat
Christus uit Juda en David afkomstig is, wordt doorgaans in de
Heilige Schrift klaarlijk geleerd. Zie Luk. 1:32; Rom. 1:3;
Hebr. 7:14.
# Lu 1.32 Ro 1.3 Heb 7.14
\\gezegd\\
Dat is, die toegenaamd wordt. Zie van dezen naam Joh. 1:42
# Joh 1.41
00017-930720-1557-Mt1.17
\\veertien geslachten\\
De evangelist heeft ook maar veertien koningen en vorsten
uitgedrukt, omdat van Abraham tot David maar veertien geslachten
van voorvaders zijn geweest, waarom hij enige geslachten der
koningen en vorsten heeft overgeslagen. Zie vs. 8, en Luk. 3:24,
enz.
# Lu 3.24
00018-930720-1603-Mt1.18
\\eer zij samengekomen waren\\
Dat is, eer hij haar tot zich genomen had, gelijk blijkt uit
vers 20..
\\zwanger\\
Anders, \\bevrucht\\; echter het woord zwanger komt hier beter,
alzoo \\Christus\\ eigenlijk geen vrucht des Heiligen Geestes,
maar een vrucht des buiks van Maria; Luk. 1:42.
# Lu 1.42
\\uit den Heiligen Geest\\
Dat is, door de werking des Heiligen Geestes, gelijk blijkt Luk.
1:35. Zo wordt het woordje \\uit\\ ook elders genomen, gelijk
Rom. 11:35, en 1 Joh. 5:1. Dit was Jozef toen nog niet bekend,
maar wordt hem daarna door de engel geopenbaard, vs. 20.
# Lu 1.35 Ro 11.35 1Jo 5.1
00019-930720-1605-Mt1.19
\\openbaarlijk te schande maken\\
Het Griekse woord betekent zoveel als iemand tot een voorbeeld
openlijk tentoonstellen en smaadheid aandoen.
\\te verlaten\\
Grieks: haar te ontbinden
00020-930720-1607-Mt1.20
\\ontvangen is\\
Grieks: \\gegenereerd\\ of \\geteeld is\\; voor welke woorden,
alzo het ene Latijn is en het andere duister, beter geacht is
het woord \\ontvangen\\ te stellen. Van deze generatie en
ontvangenis, zie Luk. 1:35, 42.
# Lu 1.35,42
00021-930720-1610-Mt1.21
\\zijn volk\\
Dat is, degenen, die Hem van den Vader gegeven waren om die te
verlossen of behouden; Ps. 2:8 Jes. 8:18 Joh. 6:37, en 17:24;
Hand. 18:10; Rom 11:1,2
# Ps 2.7 Isa 8.18 Joh 6.37 Joh 17.24 Ac 18.10 Ro 11.1,2
00023-930720-1614-Mt1.23
\\de maagd\\
De Hebreeuwse en Griekse teksten spreken hier van een bijzondere
maagd.
\\gij zult\\
Anders \\zij zal\\, of \\zij zullen\\; dat is, men zal.
\\Emmanuel\\
Wordt alzo genaamd ten aanzien van zijn persoon en ambt, omdat
Hij in één persoon beiden waarachtig God en mens is, en ons met
God verenigt.
00024-930720-1615-Mt1.24
\\bevolen had\\
Grieks: \\verordineerd had\\
00025-930720-1621-Mt1.25
\\totdat ..\\
Hieruit kan men niet besluiten dat Jozef haar daarna zou hebben
bekend; want deze manier van spreken dit altijd niet medebrengt.
Zie 2 Sam. 6:23; Matth. 28:20.
# 2Sa 6.23
\\eerstgeboren zoon\\
Een eerstgeboren zoon is die de moeder eerst opent, Exod. 13:2,
al is het dat er geen zonen of kinderen na geboren worden. Want
als Exod. 11:5 gezegd wordt dat de eerstgeborenen van Egypte
zouden gedood worden, zijn onder dezelven zonder twijfel ook de
eniggeborenen te verstaan.
# Ex 13.2 Ex 11.5
00026-930721-1906-Mt2.1
\\in Judea\\
Dit wordt hier bij gedaan, omdat er nog een ander Bethlehem was,
gelegen in den stam van Zebulon, of neder-Galilea. Zie Joz.
19:15.
# Jos 19.15
\\Herodus\\
Deze was Herodus de Groote, toegenaamd Ascalonita, een Idumeër,
de eerste vreemde koning.
\\wijzen\\
Grieks: \\magi\\. Zo werden bij de Perzen en Meden genaamd de
geleerden in allerlei wetenschappen, en voornamelijk in den loop
des hemels. Die wel bij hen in groot aanzien waren; maar dat zij
koningen zouden geweest zijn, is niet gelooflijk, gelijk hunne
benamingen en al de omstandigheden uitwijzen.
\\oosten\\
Deze worden gezegd van het oosten gekomen te zijn, omdat deze
landen oostwaarts van Judea gelegen waren.
00029-930721-1914-Mt2.4
\\overpriesters\\
Deze waren de hoofden van de ordeningen der priesters, uit
Eleazars en Ithamars geslacht, en waren vier en twintig in
getal, 1 Kron. 24:4, en 2 Kron. 36:14, van welken alleen de
hogepriester het opperhoofd was.
# 1Ch 24.4 2Ch 36.14
\\schriftgeleerden\\
Anders, wetgeleerden, gelijk blijkt uit de vergelijking Matth.
22:25 met Mark. 12:28. Hun ambt was de Schriften van Mozes en
der profeten het volk uit te leggen. Zie Ezra 7:6 en Matth.
13:52. Uit dezen en de overpriesters tezamen bestond de hoogste
kerkelijke vergadering der Joden.
# Mt 22.35 Mr 12.28 Ezr 7.6 Mt 13.52
\\vraagde\\
Dat is, vernam.
00031-930721-1921-Mt2.6
\\geenszins\\
Het woord [geenszins] staat bij Micha 5:1 niet, maar wordt uit
de zin daarbij gedaan. Want hoewel Bethlehem in grootte onder de
kleinste steden was, nochthans was het niet het minste in waarde
en achting, omdat David daaruit was gesproten, Joh. 7:42, en
[Christus] daaruit zou voortkomen. En daarom lezen sommigen in
den grondtekst bij Micha \\[zijt gij de minste?]\\. Doch zie
hiervan breder de aantekeing op Micha 5:1.
# Mic 5.2 Joh 7.42
\\vorsten\\
Dat is, oversten over duizend, Micha 5.1.
\\mijn volk Israel\\
Dat is, de gemeente der gelovigen, welke Hij met zijn Woord en
Geest regeren zal, als een hemels koning. Zie Rom. 9:6, en Gal.
6:16.
# Ro 9.6 Ga 6.16
00034-930721-1923-Mt2.9
\\ging hun voor\\
Hieruit blijkt dat zij geen gewone ster des hemels geweest is,
maar een bijzonder geschapen licht, gelijk de vuurkolom was, die
de kinderen Israëls door de woestijn leidde.
00036-930721-1925-Mt2.11
\\vonden\\
Anders, zagen.
\\goud en wierook en mirre\\
Dit waren de kostelijkste dingen, die in hun land gevonden
werden.
00040-930721-1927-Mt2.15
\\Uit Egypte\\
Hoewel deze plaats, Hos. 11:1, van de verlossong des volks
Israels uit Egypte ook verstaan wordt, nochtans moest hetzelve
mede in [Christus], als het hoofd van dit volk vervuld worden.
00041-930721-1930-Mt2.16
\\bedrogen\\
Grieks: \\[bespot]\\; namelijk naar zijn mening. Want eigenlijk
hebben de wijzen hem noch bedrogen noch bespot.
\\omgebracht al de kinderen\\
Deze schrikkelijke kindermoord wordt ook door [Macrobio], een
heidens schrijver, verhaald, [Saturnal. lib. 2, cap. 4.].
00042-930721-1931-Mt2.17
\\door den profeet ...\\
Sommige Griekse boeken hebben hier ook deze woorden: [van den
Heere].
00043-930721-1933-Mt2.18
\\in Rama\\
Zie hiervan de uitlegging Jer. 31:15.
# Jer 31.15
\\Rachel\\
Dewijl Rachel daaromtrent begraven was, Gen. 35:19, zo worden
alhier door haar verstaan de moeders van Bethlehem en
daaromtrent.
00045-930721-1935-Mt2.20
\\de ziel\\
Dat is, leven. Zie Exod. 4:19, dat is, die naar zijn leven
stonden om dat te benemen. Anderszins wordt deze wijze van
spreken ook in het goede genomen, Spreuk. 29:10.
# Exo 4.19 Pr 29.10
00048-930721-1942-Mt2.23
\\dat Hij Nazarener zal geheten worden.\\
Dit ziet of op de plaats Richt. 13: 5, 7, waar [Simson] als een
voorbeeld van [Christus] gezegd wordt: [Hij zal een nazireër],
dat is [verloofde Gods, zijn]; of, hetwelk het waarschijnlijkst
is, Jes. 11: 1. en 60: 21, waar [Christus netzer], dat is, een
spruit genaamd wordt, van welk woord de stad Nazareth haar naam
heeft. God heeft gewild dat [Christus], bij gelegenheid van deze
zijn woonplaats Nazarenus zou genaamd worden, als een spruit,
die uit zijn plaats voor zijn Vader opwast, Jes. 53: 2; Jer. 23:
5 en 33: 15; Zach. 6: 12.
# Jud 13.5,7 Isa 11.1 53.2 60.21 Jer 23.5 33.15 Zec 6.12
00049-930722-0916-Mt3.1
\\En in die dagen ... \\
Mamelijk in het vijftiende jaar van den keizer Tiberius, toen
[Christus] omtrent dertig jaren oud was; Luk. 3: 1, 23.
# Lu 3.1 3.23
\\Johannes de Doper\\
Van Johannes, van zijn ouders, geboorte en ambt, zie Luk. 1, en
Joh. 1. Hij wordt genaamd \\[Doper]\\, omdat hij de eerste is
geweest, die den doop heeft bediend uit Gods bevel in het Nieuwe
Testament. Zie Matth. 21.25 Joh. 1:33.
# Mt 21.25 Joh 1.33
\\de woestijn van Judea\\
Niet zulk een wildernis waar geen mensen woonden, maar een woest
land van bossen en gebergten waar Zacharias, de vader van
Johannes, woonde, Luk. 1:39, waarin zes steden geteld worden,
Joz. 15: 61, 62, die dan ook haar dorpen of gehuchten gehad
hebben.
# Jos 15.61,62 Lu 1.39