home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00050
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-07-28
|
10KB
|
267 lines
00050-930722-0921-Mt3.2
\\het koninkrijk der hemelen\\
Dat is, de oprichting en verbreiding der gemeente Gods, door de
predikatie van het Evangelie, ten tijde der komst van den
[Messias].
00051-930722-0922-Mt3.3
\\Bereidt den weg ... \\
Een gelijkenis, genomen van een prins of koning, tegen wiens
komst de wegen bereid en geëffend worden.
00052-930722-1050-Mt3.4
\\kleding van kemelshaar\\
Zodanige ruige klederen droegen eertijds de profeten in het Oude
Testament. Zie Zach. 3: 14; Hebr. 11: 37, gelijk van Elia in het
bijzonder betuigd wordt, 2 Kon. 1: 8, in wiens geest en kracht
Johannes de Doper gekomen was; Mal. 4: 5; Luk. 1: 17.
# Zec 13.4 Heb 11.37 2Ki 1.8 Mal 4.5 Lu 1.17
\\sprinkhanen\\
De sprinkhanen zijn in die landen groot en veel, en worden
aldaar onder de geringe lieden gegeten, gelijk zij ook onder de
reine spijzen gesteld worden; Lev. 11:22
# Le 11.22
00054-930722-1218-Mt3.6
\\belijdende hun zonden\\
Deze belijdenis van de zonden is geen oorbiecht geweest, daar
denzelve voor den doop, in het algemeen en in het openbaar
geschiedde.
00055-930722-1230-Mt3.7
\\Farizeën en Sadduceën\\
Farizeën en Sadduceën zijn geweest twee sekten onder de Joden,
gelijk er nog een derde was der Esseën. Zie van denzelve den
historieschrijver Josefus Antiq. l. 18, c. 2, de bello Iud. l.
2, c. 7.
00056-930722-1231-Mt3.8
\\waardig\\
Dat is, betamelijk, of met de ware bekering overeenkomende.
00058-930722-1234-Mt3.10
\\de bijl ... \\
De straf Gods is nakende, niettegenstaande gij roemt afkomstig
te zijn van Abraham, tenzij gij Abrahams werken doet; Joh. 8:
39.
# Joh 8.39
00059-930722-1241-Mt3.11
\\met water ...\\
Grieks: \\[in het water]\\.
\\die na mij komt\\
Of [achter mij], Joh. 1: 15, 27.
# Joh 1.15 1.27
\\wiens schoenen ik niet waardig ben [Hem na] te dragen\\
Dat is, den allerminsten of slechtsten dienst te doen.
\\die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen\\
Johannes onderscheidt hier zijn uiterlijken doop van den
inwendigen doop van [Christus], waarmede Hij onze harten door
zijnen Geest zuivert, gelijk het vuur de metalen van alle schuim
en onreinheden. Zie dergelijke Joh. 3: 5, en Hand. 1: 5, en 2:
4.
# Joh 3.5 Ac 1.5 2.4
00060-930722-1507-Mt3.12
\\wan\\
Grieks: [werpschup]; waarmede men het graan omwerpt om van het
kaf te zuiveren, hetwelk bij ons door den wan geschiedt.
\\tarwe\\
Of, [koren] gelijk hierna dikwijls.
\\schuur\\
Anders, [korenzolder]; of plaats waar iets weggelegd wordt om te
bewaren.
00062-930722-1508-Mt3.14
\\weigerde Hem zeer, ... \\
Dat is, verhinderde Hem zeer, of stelde zich daar zeer tegen, zo
met woorden als anderszins.
00063-930722-1510-Mt3.15
\\Laat nu af; ...\\
Namelijk om mij zulks te verhinderen.
\\alle gerechtigheid\\
Dat is, al wat God ingesteld en bevolen heeft om Hem volkomen
gehoorzaamheid te bewijzen.
00064-930722-1514-Mt3.16
\\gelijk een duive\\
Dat is, in lichamelijke gedaante gelijk een duif, Luk. 8: 22
(?), in hoedanig een gedaante de Heilige Geest, die overal
tegenwoordig is, zich hier op [Christus] heeft willen openbaren,
om zijn onschuld, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en oprechtheid
te kennen te geven.
# Lu 8.22 * (?)
00065-930722-1516-Mt3.17
Hier is een klaar getuigenis van de drie onderscheidene personen
in het enig goddelijk wezen; de [Vader], die spreekt uit den
hemel, de [Zoon], van wien Hij spreekt, en de Heilige [Geest],
die nederdaalt.
00066-930726-0854-Mt4.1
\\Toen ...\\
Terstond nadat Hij gedoopt was. Mark. 1: 12.
# Mr 1.12
\\van den Geest weggeleid\\
Dat is, door de drijving des Heiligen Geestes, die op Hem
nedergedaald was. Zie Luk. 4: 1. Of, [van dien Geest].
# Lu 4.1
\\duivel\\
Dit woord komt van het Griekse [Diabolos], hetwelk een lasteraar
en vals beschuldiger is te zeggen. Zie Openb. 12: 9,10.
# Re 12.9,10
00067-930726-0857-Mt4.2
\\gevast\\
Dit is een wonderbaar vasten geweest zonder eten en drinken,
gelijk ook geweest is het vasten van Mozes, Exod. 34: 28, en van
Elias, 1 Kon. 19: 8, hetwelk daarom door ons, alsook de andere
wonderen van [Christus], niet kan nagevolgd worden.
# Ex 34.28 1Ki 19.8
00068-930726-0900-Mt4.3
\\verzoeker\\
Zo wordt de duivel genaamd, omdat hij de mensen zoekt te brengen
tot zonden en afval. Zie Gen. 3.
# Ge 3.1 - 4.1
\\Gods Zoon\\
Namelijk gelijk de vorige stem in uwen doop betuigde.
00069-930726-0901-Mt4.4
\\alle woord ...\\
Dat is, van alle dingen, die God gelieft kracht te geven en te
gebruiken tot voedsel en versterking der mensen.
00070-930726-0909-Mt4.5
\\heilige stad\\
Dat is, Jeruzalem; zo wordt zij genaamd, omdat God aldaar zijn
dienst en heiligdom geplant had.
\\tinne des tempels\\
Grieks: [vlerk], of [vleugel]. Zo wordt genaamd een opgaande
kant, die als een leuning of balie rondom het platte dak des
tempels gemaakt was, om te verhinderen dat iemand lichtelijk zou
afvallen. Zie Deut. 22: 8.
# De 22.8
00071-930726-0910-Mt4.6
# Ps 91.11,12
Hier laat de verzoeker uit de woorden [op al uw wegen]. Zie de
aantek. op Psalm 91: 11.
00073-930726-0912-Mt4.8
\\toonde ... \\
Namelijk of in enig schijnsel, of ook de gewesten derzelve
aanwijzende, en met woorden hunne heerlijkheid verhalende.
00075-930726-0913-Mt4.10
\\satan\\
Dat is, tegenstrijder, wederpartij, of hater. Zo wordt de duivel
genaamd omdat hij der mensen vijand is. Zie 1 Petr. 5: 8.
# 1Pe 5.8
00076-930726-0915-Mt4.11
\\engelen\\
Dat is, zendboden. Zo worden de goede geesten genaamd, omdat zij
van God uitgezonden worden om zijn bevelen uit te richten. Zie
Psalm 103: 20 en Hebr. 1: 14.
# Ps 103.20 Heb 1.14
00077-930726-0916-Mt4.12
\\overgeleverd\\
Namelijk in de gevangenis. Zie Matth 14.
# Mt 14.1 - 15.1
00080-930726-0923-Mt4.15
\\over de Jordaan\\
Anders, [omtrent], of [nevens].
\\volken\\
Of, [der heidenen]; want het Griekse woord betekent beiden, en
wordt ook van het Joodse volk gebruikt, Luk. 7: 5. Dit deel van
Galilea wordt zo genaamd, of omdat het zeer volkrijk was, Deut.
33: 23, of omdat het grensde aan de palen van Tyrus en Sidon,
die heidense steden waren.
# Lu 7.5 De 33.23
00083-930726-0926-Mt4.18
\\de zee van Galilea\\
Deze zee was een groot binnenlands meer; want de Hebreën noemen
alle grote vergaderingen van wateren, zeeën. Het wordt anders
ook genaamd de zee van Gennesareth, en de zee van Tiberias,
omdat deze plaatsen aan de zee gelegen waren.
\\het net\\
Grieks: [werpnet].
00084-930726-0928-Mt4.19
\\Volgt Mij na\\
Of, [komt herwaarts achter mij]. Joh. 1: 35 wordt gezegd dat zij
al voor de gevangenneming van Johannes tot [Christus] zijn
gekomen, doch als discipelen; maar hier worden zij geroepen tot
apostelen.
# Joh 1.35
00088-930726-0932-Mt4.23
\\synagogen\\
Dit waren plaatsen of gebouwen, in welke in alle steden de
vergaderingen der Joden werden gehouden, en de wet van Mozes op
alle sabbaten voorgelezen en verklaard. Zie Hand. 15: 21.
# Ac 15.21
\\alle ziekte en alle kwaal\\
Dat is, allerlei kwalen of zwakheid, wekelijkheid.
00089-930726-0935-Mt4.24
\\pijnen\\
Dat is, zodanige ziekten, die den mens grooten weedom aandoen en
als pijnigen.
\\maanzieken\\
Deze schijnen degenen te zijn, die de vallende ziekte hebben,
gelijk nader blijkt uit Matth. 17: 15.
# Mt 17.15
\\geraakten\\
Of, [lammen], beroerden.
00090-930726-0936-Mt4.25
\\scharen\\
Dat is, hopen of menigten volks, waarvan komt heirschaar,
vierschaar, enz.
\\Dekapolis\\
Het was een land, alzo in het Grieks genaamd, omdat er tien
steden in gelegen waren. Zie Plin. lib. 5. cap. 18.
00092-930726-1422-Mt5.2
\\mond geopend hebbende\\
Een Hebreeuwse wijze van spreken, als iemand met ernst en
vrijmoedigheid tot onderwijzing van anderen voorbedachtelijk
begint te spreken. Zie Job 33: 2; Hand. 8: 35.
# Job 33.2 Ac 8.35
00093-930726-1426-Mt5.3
\\armen van geest\\
Dat is, nederigen en gebrokenen van hart, die hun nietigheid
verstaande, een klein gevoel van zichzelven hebben, steunende
alleen op de genade Gods in [Christus Jezus]; Ps. 51: 19;
Jes. 57:16.
# Ps 51.17 Isa 57.16 * (OLB Ps 51:17 = StV 51:19)
00094-930726-1428-Mt5.4
\\treuren\\
Dat is, die over de zonden bedroefd zijn; van welke droefenis
ook gesproken wordt 1 Cor. 5: 2, en 2 Cor. 7: 9, tegen welken
gesteld worden die in alle weelde en vreugde leven; Luk. 16: 19,
25.
# 1Co 5.2 2Co 7.9 Lu 16.19 Lu 16.25
00095-930726-1431-Mt5.5
\\beërven\\
Dat is, in vrede bezitten; welke belofte wel het tegenwoordige
leven aangaat, maar inzonderheid wordt hier verstaan hetgeen
vervuld zal worden in het toekomende leven. Zie Ps. 37: 11.
# Ps 37.11
00096-930726-1433-Mt5.6
\\hongeren en dorsten naar de gerechtigheid\\
Dat is, die met grote begeerte verlangen en trachten naar de
ware gerechtigheid in [Christus].
00098-930726-1435-Mt5.8
\\reinen van hart\\
Dat is, door den Geest Gods gereinigd van de besmettingen der
zonden en van allerlei geveinsdheid; Ef. 5: 26.
# Eph 5.26
\\ ... God zien\\
Dat is, zullen Hem volkomen kennen en zijn heerlijkheid
aanschouwen; 1 Cor. 13: 12.
# 1Co 13.12
00099-930728-1458-Mt5.9
\\vreedzamen\\
Grieks: [vredemakers]; die niet alleen voor zichzelven vreedzaam
zijn, maar ook bij anderen den vrede bevorderen; Hebr. 12: 14.
# Heb 12.14
\\ ... genaamd worden\\
Dat is, inderdaad zijn en daarvoor erkend worden.