home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00650
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-12-13
|
8KB
|
283 lines
00650-931213-1458-Mt20.2
\\penning des daags\\
Gr.[denarias].Zie daarvan Matth.18:28; Openb. 6:6.
# Mt 18.28 Re 6.6
00651-931213-1459-Mt20.3
\\derde ure\\
De Joden verdeelden de dag in twaalf uren, gelijk te zien is
Joh.11:9, zodat het uur van elf tot twaalf het laatste was van
de dag en van de arbeid, en het derde met ons negende voor de
middag overeenkwam.
# Joh 11.9
00656-931213-1459-Mt20.8
\\rentmeester\\
Gr. [Epitropos]; dat is, die de bediening of zorg had van zijn
goederen, of die zorg had over het ontvangen en uitgeven van
zijn inkomen.
00657-931213-1459-Mt20.9
\\een penning\\
Hieruit blijkt dat het loon hiernamaals niet gegeven zal worden
naar verdiensten; anders zouden deze laatsten minder hebben
moeten ontvangen dan de eersten.
00659-931213-1459-Mt20.11
\\murmureerden\\
Hieruit volgt niet dat er ten laatste dage onder de gelovigen
enige murmurering zal zijn, daar alle delen der gelijkenissen
niet mogen toegepast worden; maar dit wordt hier gesteld om te
tonen dat er alsdan geen oorzaak van murmureren zijn zal,
overmits het loon gegeven zal worden uit Gods goedheid en naar
genade, gelijk blijkt uit het vijftiende vc.
00660-931213-1500-Mt20.12
\\gearbeid\\
Of, doorgebracht in de arbeid.
00661-931213-1500-Mt20.13
\\Vriend\\
Gr.[gezel].
00663-931213-1500-Mt20.15
\\boos\\
Dat is, afgunstig, nijdig.
00664-931213-1500-Mt20.16
\\eersten\\
Dat is als de eersten.
\\laatsten\\
Dat is als de laatsten. Hiermede leert [Christus] dat niemand
oorzaak heeft om te murmureren over de beloning, die namaals
gegeven zal worden, al is het dat iemand meer gearbeid of langer
God gediend heeft, overmits dezelve gegeven zal worden uit
genade en naar de eeuwige verkiezing, gelijk [Christus] in de
volgende woorden getuigt, als Hij zegt: [Want velen zijn
geroepen, maar weinigen uitverkoren.] Anderen menen dat door [de
eersten] verstaan worden die uit hun eigen werken willen
gerechtvaardigd en zalig worden, hoedanig de jongeling was,
waarvan in het voorgaande hoofdst. gepsproken is; en door de
[laatsten] degenen, die uit kracht der genadige verkiezing Gods
de roeping ter zaligheid met een waarachtig geloof aannemen.
00668-931213-1501-Mt20.20
\\moeder der zonen van Zebedeus\\
Namelijk Salome, gelijk blijkt uit vergelijk van Matth.27:56 met
Mark.15:40.
# Mt 27.56 Mr 15.40
\\zonen\\
Namelijk Johannes en Jakobus; Matth.10:2 en Mark.10:35
# Mt 10.2 Mr 10.35
00669-931213-1501-Mt20.21
\\zitten mogen ...\\
Dat is, dat zij de grootste of meeste na U mogen zijn. Een
gelijkenis, genomen van koningen, die op hun troon zitten en
degenen, die naast aan hen zijn, aan beide zijden naast hen
plegen te zetten. Zie 1 Kon.2:19; Ps.45:10 en 110:1.
# 1Ki 2.19 Ps 45.9 Ps 110.1
* Ps 45.9 OLB = Ps 45.10 StV
00670-931213-1501-Mt20.22
\\weet niet\\
Want zij verstonden nog niet de staat des koninkrijks van
[Christus], en waartoe zij geroepen waren, niet om in de wereld
te heersen, maar om te dienen en te lijden.
\\drinkbeker\\
Door de drinkbeker alsook door de doop verstaat [Christus] zwaar
lijden, waardoor de mens als met een bittere drank gedrenkt en
als met water overstort wordt, Ps.75:9; Jes.51:17, Matth.26:42;
Luk.12:50.
# Ps 75.9 Isa 51.17 Mt 26.42 Lu 12.50
* Ps 75.9 OLB = Ps 75.10 StV
00671-931213-1501-Mt20.23
\\staat bij mij ...\\
Gr.[het is mijne niet]. Namelijk in deze mijn nederige staat, en
om zulke redenen als gij u inbeeldt; anders zal [Christus]
namaals ook geven te zitten op zijn troon degenen die
overwinnen, Open.3:21. Of,[dan wie het bereid is]. Zie
Mark.10:40.
# Re 3.21 Mr 10.40
\\bereid is van mijn Vader\\
Dat is, van eeuwigheid verordineerd. Zie Matth.25:34.
# Mt 25.34
00672-931213-1502-Mt20.24
\\tien\\
Namelijk apostelen.
00673-931213-1502-Mt20.25
\\volken\\
Anders, heidenen.
00674-931213-1502-Mt20.26
\\u niet zijn\\
Namelijk mijn apostelen en alle anderen, die tot de dienst der
kerk geroepen zullen worden, dewelken zulke wereldse wijze van
heersen hier verboden wordt. Want anders zullen en mogen onder
de Christenen ook koningen en heerschappijvoerders zijn;
Ps.2:10, en Jes.49:23.
# Ps 2.10 Isa 49.23
00676-931213-1502-Mt20.28
\\ziel te geven\\
Dat is, leven. Of, [zichzelf naar lichaam en ziel.]
\\rantsoen\\
Of, [losgeld]; hetgeen gegeven wordt tot lossing van degenen,
die gevangen zitten.
\\voor velen\\
Dat is, in plaats van velen, namelijk de uitverkoren kinderen
Gods, om hen daarmede van de eeuwige dood te verlossen;
Joh.10:15, en 11:52, en 17:9.
# Joh 10.15 Joh 11.52 Joh 17.9
00683-931213-1502-Mt21.1
\\Bethfage\\
Markus 11:1, en Lukas 19:29, stelt hierbij Bethanië, welke waren
twee vlekken of plaatsen bij elkaar gelegen aan de Olijfberg
omtrent vijftien stadiën van Jeruzalem, gelijk te zien is
Joh.11:18.
# Mr 11.1 Lu 19.29 Joh 11.18
\\Olijfberg\\
Gr.[berg der olijven]; die gelegen was een sabbatsreis oostwaarts van
Jeruzalem; Hand. 1:12.
# Ac 1.12
00684-931213-1502-Mt21.2
\\en brengt haar\\
Anders,[leidt haar].
00685-931213-1503-Mt21.3
\\zenden\\
Anders, [weder zenden]; alzo dat dit de woorden van [Christus]
zouden zijn, die Hij de eigenaar van deze ezelin heeft doen
aanzeggen.
00687-931213-1503-Mt21.5
\\der dochter Zions\\
Dat is, de inwoners der stad Jeruzalem, die alzo genaamd worden
omdat een gedeelte van Jeruzalem op de berg Zion gebouwd was; 2
Kon.19:21. En hierdoor wordt ook de kerk Gods verstaan, van
welke Jeruzalem en Zion voorbeelden waren.
# 2Ki 19.21
\\ezelin\\
[Christus] heeft eigenlijk op het veulen gezeten, gelijk blijkt
uit Mark.11:7; Luk.19:35, maar de ezelin wordt hier bijgevoegd,
om te tonen dat het een veulen was, dat nog zijn moeder volgde,
zodat niemand nog daarop gezeten had, gelijk de andere
Evangelisten getuigen.
# Mr 11.7 Lu 19.35
\\jong\\
Gr. [zoon].
00689-931213-1503-Mt21.7
\\daarop\\
Namelijk op de klederen.
00690-931213-1503-Mt21.8
\\spreidden hun ...\\
Namelijk tot een teken van blijdschap en eer, die men gewoon was
grote heren en koningen daarmee te bewijzen. Zie 2 Kon.9:13 en 1
Mach.13:51.
# 2Ki 9.13
00691-931213-1504-Mt21.9
\\Hosanna\\
Het woord [Hosanna], genomen uit Ps.118:25, is een Hebreeuws
woord, van twee één gemaakt, en betekent zoveel als: behoed
toch, of geef toch geluk en voorspoed.
# Ps 118.25
\\[is]\\
Of, [zij], Hij.
\\naam des Heeren\\
Dat is, gezonden van de Heere om, volgens zijn beloften, zijn
werk uit te voeren; Luk.1:32,33.
# Lu 1.32 Lu 1.33
00694-931213-1507-Mt21.12
\\dreef uit\\
Gr.[wierp uit].
\\wisselaars\\
Deze wisselaars en verkopers werden, buiten Gods bevel, door de
overpriesters toegelaten in de tempel, wel onder de schijn om de
godsdienst te bevorderen, maar inderdaad uit gierigheid, opdat
het volk altijd gangbaar geld en beesten hebben mocht tot de
offeranden, waarvan zij hun voordeel hadden.
00695-931213-1509-Mt21.13
\\moordenaarskuil\\
Of, [rovers, straatschenders]; want gelijk de rovers hun
spelonken plegen te hebben in de rotsstenen, waar zij hun roof
brachten en deelden, zo deden ook de priesters in de tempel.
Deze woorden zijn genomen uit Jer.7:11.
# Jer 7.11
00697-931213-1510-Mt21.15
\\ wonderheden\\
Gr.[wonderlijke], namelijk daden.
00698-931213-1512-Mt21.16
\\Hoort gij wel ...\\
Dit zeggen zij als bij manier van bestraffing, dat Hij de
kinderen niet deed zwijgen.
\\toebereid\\
Of, [volmaakt].
00699-931213-1513-Mt21.17
\\Bethanië\\
Van Bethanië, zie de aantekening op het eerste vs.
\\overnachtte\\
Of, [logeerde daar, en nam daar zijn herberg].