home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00850
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-12-15
|
7KB
|
252 lines
00851-931215-1413-Mt24.38
\\etende en drinkende\\
Dat is, zorgeloos en vleeselijk levende zonder vreze Gods,
Jud,:12.
# Jud 12.
00853-931215-1415-Mt24.40
\\aangenomen\\
Namelijk van God onder zijne uitverkorenen.
\\ander zal\\
Gr.[de een]
\\verlaten worden\\
Namelijk met de verworpeen in de eeuwige verdoemenis.
00854-931215-1418-Mt24.41
\\malen in den molen\\
Of, malen in het molenhuis. Het malen en bakken placht in die
landen veel gedaan te worden doo de vrouwen of slavinnen, die
daartoe karnen of handmolens gebruikten.
\\aangenomen\\
Namelijk van God onder zijne uiverkorenen.
00856-931215-1422-Mt24.43
\\de heer des huizes\\
Of, huisvader.
\\in welke nachtwake de dief komen zou\\
Dat is, in welk deel des nachts, die in vier nachtwaken gedeeld
werd. Zie Matth. 14:25
# Mt 14.25
00858-931215-1424-Mt24.45
\\dienstknecht\\
Bij dezen dienstknecht worden voornamelijk vergeleken de
apostelen en dienaars des Evangelies, die de geestelijke spijs
der zielen uitdeelen.
00859-931215-1425-Mt24.46
\\alzoo doende\\
Namelijk gelijk hij hem bevolen heeft.
00860-931215-1426-Mt24.47
\\over al zijne goederen\\
Of, over al wat hij heeft.
00862-931215-1427-Mt24.49
\\slaan en te eten en te drinken\\
Dat is, overlast aan te doen.
00864-931215-1432-Mt24.51
\\afscheiden\\
anders, in tweeën houwen. Sommigen meenen dat hier gezien wordt
op zulke zware straffen, waarvan men leest 1 Sam. 15:33, en Dan.
3:29; doch uit hetgeen volgt schijnt, dat het verstaan wordt van
de afscheiding van zijn huisgezin, om daarna gestraft te worden.
# 1Sa 15.33 Da 3.29
\\de geveinsden\\
Dat is, die wel voor de oogen hunner meesters zich schijnen te
kwijten, maar in hun afwezen het tegendeel doen.
00865-931215-1440-Mt25.1
\\zal het koninkrijk der hemelen zijn\\
Namelijk als de Heere Christus zal komen ten oordeel, waarvan in
het einde van het voorgaande hfdst. gesproken wordt.
\\gelijk tien maagden\\
Deze gelijkenis wordt genomen van hetgeen gebruikelijk was in de
bruiloften van dien tijd, die des nachts gehouden werden, in
welke de bruidegom met de zijnen van enig maagden ingehaald en
tot bruid geleid werd met brandende lampen of fakkelen. Zie ook
Luk. 12:35 van dergelijke wijze; en wordt verstaan door de komst
des bruidegoms de toekomst van Christus ten oordeel, vs. 13.
Door de maagden allen die den Christelijken naam voeren. Door de
wijzen allen oprechte ware gelovigen. Door de dwazen alle
mondchristenen en geveinsden. Door de lampen de belijdenis des
Christelijken geloofs. Door de olie en het licht het ware geloof
door de liefde krachtig. Door den middernacht den onverwachten
tijd van Christus' komst. En door de bruiloft de vreugd des
eeuwigen levens.
00866-931215-1441-Mt25.2
\\wijs en vijf waren dwaas.\\
Gr.[voorzichtig]
00869-931215-1443-Mt25.5
\\allen sluimerig\\
namelijk zowel de wijzen als de dwazen. Want ook de ware
gelovigen sluimeren wel somtijds, doch hun geloof en liefde
worden daarna wederom wakker.
00871-931215-1444-Mt25.7
\\bereidden hare lampen\\
Gr. [versierden]
00875-931215-1448-Mt25.11
\\Heere, Heere, doe ons open\\
Hetwelk, dewijl het dan te laat zal zijn, zo wordt daarmede
alleen te kennen gegeven dat wij ons intijds moeten voorzien;
Joh. 9:4
# Joh 9.4
00876-931215-1449-Mt25.12
\\Ik ken u niet\\
Namelijk voor de mijnen. Zie Matth. 7:23
# Mt 7.23
00878-931215-1455-Mt25.14
\\gelijk een mensch\\
Door deze gelijkenis worden wij vermaand de gaven, die God ons
verleent, elk naar de mate derzelve waar te nemen en te besteden
tot de meeste stichting van anderen, met belofte van genadige
beloning hier en hiernamaals voor degenen die zulks doen, en
bedreiging van zware straffen tegen degenen, die zulks nalaten.
Zie Joh 15:2; 1 Cor. 12:5,6,7
# Joh 15.2 1Co 12.5,6,7
00879-931215-1500-Mt25.15
\\vermogen\\
Dat is, begrip of bekwaamheid, namelijk om te handelen en winst
te doen. Waaruit niet kan besloten worden dat een mens uit
zichzelven kracht of bekwaamheid heeft om de gaven Gods recht te
gebruiken. Want in de Schrift wordt doorgaans getuigd dat al
onze bekwaamheid uit God is. Zie Joh. 15:5; 1 Cor. 15:10;
2 Cor. 3:5.
# Joh 15.5 1Co 15.10 2Co 3.5
00880-931215-1501-Mt25.16
\\won andere vijf talenten\\
Gr. [maakte].
00883-931215-1502-Mt25.19
\\na een lange tijd\\
Gr. na veel tijds.
00884-931215-1503-Mt25.20
\\boven dezelve gewonnen\\
Of, met, door.
00885-931215-1506-Mt25.21
\\Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht,\\
Of, het is wel, het gaat wel, gij hebt wel gedaan.
\\ga in, in de vreugde uws heeren\\
Dat is, ga in met uwen heer ter plaatse waar hij zijne vreugde
en heeflijkheid heeft. Zie Joh. 17:24; Luk. 22:30
# Joh 17.24 Lu 22.30
00888-931215-1509-Mt25.24
\\hard mensch zijt\\
Of, straf
\\maaiende waar gij niet gezaaid hebt,\\
Dit was een spreekwoord, waarmede beschreven werd een mensch,
die alles op het scherpste en nauwste tot zijn voordeel trekt.
00890-931215-1511-Mt25.26
\\Gij booze en luie dienstknecht,\\
Dat is, niet de vrees van mijne hardigheid, maar uw eigen
boosheid en luiheid is daarvan de oorzaak.
00891-931215-1514-Mt25.27
\\gedaan hebben\\
Gr. [geworpen], of [gelegd]; namelijk in de wisselbank.
\\woeker\\
Gr. [tokos]; waardoor allerlei vrucht of winst van het gebruik
des gelds wordt betekend, welke soms in het goede, soms in het
kwade genomen wordt, naardat de winst redelijk of onredelijk is.
Zie voorts Luk. 19:23
# Lu 19.23
00893-931215-1517-Mt25.29
\\een iegelijk\\
Gr. [allen]
\\die heeft\\
Dat is, die zijne gaven, die hij heeft, tewekstelt en wel
besteedt.
\\die niet heeft\\
Dat is, die zijne gaven niet gebruikt of ledig laat liggen,
alsof hij ze niet had gehad.
00894-931215-1518-Mt25.30
\\buitenste duisternis\\
Zie Matth. 8:12
# Mt 8.12
00895-931215-1524-Mt25.31
\\op den troon\\
Dat is, op zijn heerlijken troon, welke in de wolken zal
opgericht worden. Zie Matth. 24:30; Openb. 1:7.
# Mt 24.30 Re 1.7
00896-931215-1525-Mt25.32
\\vergaderd worden\\
Namelijk door den dienst der engelen. Zie Matth. 13:41
# Mt 13.41
00897-931215-1527-Mt25.33
\\rechterhand\\
Of, rechterzijde; alzoo ook in het volgende.
00898-931215-1533-Mt25.34
\\de Koning\\
Namelijk Christus, die vs 31, de Zoon des menschen genaamd
wordt, en nu hier Koning, omdat Hij alsdan wezen zal in de volle
heerschappij van zijn rijk.
\\gezegenden\\
Van deze zegening zie Ef. 1:3,4,5.
# Eph 1.3-1.5
\\u bereid is\\
Namelijk van God, door en naar zijn eeuwige verkiezinfg,
Ef. 1:4.
# Eph 1.4
00899-931215-1535-Mt25.35
\\geherbergd\\
Gr.[medegeleid], of [medegenomen]; namelijk om te herbergen.