home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v00900
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-12-21
|
11KB
|
356 lines
00900-931215-1541-Mt25.36
\\bezocht\\
Of, hebt opzicht over mij genomen.
\\Ik was in de gevangenis\\
Onder deze verhaalde werken der liefde worden alle andere
vruchten des geloofs verstaan, die hier voortgebracht worden,
niet als verdienende oorzaken der zaligheid, maar als openbare
getuigenissen en tekenen van hun geloof, die om de verdiensten
van Christus uit genade zullen beloond worden, om daarmede te
bewijzen de rechtvaardigheid van zijn vonnis in dit oordeel voor
de gehele wereld, gelijk blijkt uit het 34 vs, waar als de eerst
oorzaak hunner zaligheid gesteld wordt de zegen des Vaders, en
de zaligheid een erfdeel wordt genaamd, en deze gezegd wordt hun
bereid of toegeschikt te zijn eer de gron der wereld gelegd was;
Ef. 1:4
# Eph 1.4
00904-931215-1542-Mt25.40
\\zoo hebt gij\\
Dat is, dat zal ik achten alsof zulks mijzelven gedaan ware.
hand. 9:4.
# Ac 9.4
00905-931215-1546-Mt25.41
\\vervloekten\\
Dat is om deze uwe zonden naar Gods rechtvaardig oordeel de
straf des eeuwigen vloeks onderworpen.
\\duivel en zijnen engelen\\
Zo noemt Hij het hoofd der boze geesten, die hier ook zijne
engelen genoemd worden, omdat de duivel hen gebruikt tot zijne
dienstboden, gelijk Christus zijn goede engelen; Openb. 12:7
# Re 12.7
00909-931215-1547-Mt25.45
\\deze minsten niet gedaan hebt\\
namelijk die hier tot mijne rechterhand staan.
00910-931215-1548-Mt25.46
\\pijn\\
Of, [straf], [pijniging],gelijk 1Joh. 4:18.
# 1Jo 4.18
00911-931215-1612-Mt26.1
\\ deze woorden geëindigd had\\
Namelijk tot nog toe in de voorgaande hoofdstukken verhaald;
zodat Christus zijn profetisch ambt dusverre volbracht hebbende,
nu begint zijn priesterambt nader te treden.
00912-931215-1622-Mt26.2
\\pascha\\
Het is een Hebreeuws woord, betekenende een voorbijgang of
overschrijding, waarmede genaamd werd het eerste van de drie
grote jaarlijkse feesten der Joden, gehouden op de veertiende
dag der eerste maand, die met onzen Maart bijna overeenkwam;
ingesteld ter gedaachtenis van de verlossing der kinderen
Israels uit Egypte, en inzonderheid van dat de slaande engel,
die de eerstgeborenen der Egyptenaars doodde, de huizen der
Israelieten voorbijging. Zie hiervan Exod. 12. Op welken tijd
Christus ook heeft willen geslacht worden, omdat het slachten
van het paaslam daarvan een voorbeeld was. Zie 1 Cor. 5:7,8.
# 1Co 5.7,8
00913-931221-1013-Mt26.3
\\overpriesters\\
Uit dezen allen bestond in dien tijd de hoge Raad der Joden, bij
welken de allerzwaarste zaken verhandeld werden, waarvan de
hoogepriester het hoofd en de overste was.
\\in de zaal des hoogepriesters\\
Of, [in het hof], of paleis.
\\Kajafas\\
Van dezen Kajafas zie ook Joh 11:49 en bij Jos. Antiq. lib. 18,
cap. 3,6
# Joh 11.49
00914-931221-1014-Mt26.4
\\met listigheid\\
Omdat zij het openbaar niet durfden doen, uit vrees van het
volk.
00915-931221-1015-Mt26.5
\\niet in het feest\\
Dat is, laat ons niet wachten tot op het feest, maar hetzelve
voorkomen gelijk ook geschied is.
00916-931221-1018-Mt26.6
\\den metlaatsche\\
Niet die toen melaats was, want zulkem mochten in de steden of
vlekken niet wonen, en men nocht met hen niet eten of omgaan.
Num. 5:2, maar die of zulks geweest was, of zulk een toenaam had
van zijne voorouders.
# Nu 5.2
00917-931221-1021-Mt26.7
\\zeer kostelijke zalf\\
Gr. [van zwaren prijs;] die uitgedrukt wordt Mark. 14:5
# Mr 14.5
00919-931221-1022-Mt26.9
\\duur verkocht\\
Gr. voor [veel].
00920-931221-1024-Mt26.10
\\een goed werk aan mij gewrocht\\
Dat is, hetgeen zij aan mij gedaan heeft, is welgedaan.
00921-931221-1025-Mt26.11
\\niet altijd\\
Namelijk naar mijn lichamelijke tegenwoordigheid, want naar
zijne godheid en genade zal Hij altijd bij ons blijven; Matth.
28:20.
# Mt 28.20
00922-931221-1030-Mt26.12
\\gegoten heeft\\
Gr.[geworpen]
\\tot eene voorbereiding van\\
Niet dat deze vrouw zulks voorgehad heeft, maar omdat Gods
voorzienigheid hetzelve zoo heeft bestuurd, dat zijn lichaam
juist voor zijn sterven alzo zou gezalfd worden; gelijk de doode
lichamen der personen van aanzien alzoo tot de begrafenis werden
bereid, Gen. 50:2. Zie ook Mark. 14:8. Gelijk het Griekse woord
zulk ook medebrengt.
# Ge 50.2 Mr 14.8
00925-931221-1040-Mt26.15
\\overleveren\\
Namelijk heimelijk, zonder moeite en buiten kennis van het volk.
\\toegelegd\\
Of [toegezegd] of [toegewogen]; gelijk dit woord ook zomtijds
genomen wordt alzo men eertijds het geld placht toe te wegen,
Gen. 23:16; 1 Kon. 20:39.
# Ge 23.16 1Ki 20.39
\\zilveren\\
Gr. [zilverlingen.] dit woord wannneer het aldus alleen gesteld
wordt, betekent gemeemlijk een sikkel, wlke was of des
heiligdoms, doende omtrent een halven rijksdaalder; of een
gemeene, doende half zoveel.En dit was de prijs waarmede een
slaaf, die door een anders os gedood was, geboet moest worden.
Exod. 21:23, en het schijnt dat zij [Christus] niet meer
waardeerden dan een slaaf placht gewaardeerd te zijn, gelijk God
hierover klaagt bij Zacharia, hfdst. 11:12,13 en hetzelfde in
het volgende hfdst. vs 9 aangewezen wordt.
# Ex 21.23
00926-931221-1041-Mt26.16
\\gelegenheid\\
Of, [bekwamen] tijd.
00927-931221-1042-Mt26.17
\\eersten\\
Dat is, op dien dag als men des avonds moest beginnen de
ongehevelde brooden te eten en het Pascha te slachten.
00928-931221-1045-Mt26.18
\\zulk eenen\\
Alzoo spreekt men, als men een persoon met zekere tekenen
aanwijst, wiens naam men niet uitdrukt; Ruth 4:1. De tekenen van
dezen mena worden aangewezen Mark. 14:13; Luk. 22:10
# Mr 14.13 Lu 22.10
00929-931221-1047-Mt26.19
\\het pascha\\
Daat is, het paaslam; een oneigenlijke manier van spreken, zeer
gebruikelijk in de Heilige Schrift als er van sacramenten
gesproken wordt.
00930-931221-1059-Mt26.20
\\het avond geworden\\
[Christus] heeft dan het pascha gegeten ter rechter tijd, op den
avond van den veertienden dag, gelijk God bevolen had,
Exod. 12:6,18; Lev. 23:5. Doch de Joden hebben hetzelve toen ter tijd
eerst gegeten des anderen daags des avonds, gelijk blijkt uit de
gehele geschiedenis en inzonderheid Joh. 18:28. Hetwelk
geschiedde uit een oud gebruik, waardoor zij, als de veertiende
dag viel op den dag voor den sabbat, denzelven verzetten op den
volgenden sabbat, opdat zij niet genoodzaakt zouden zijn twee
dangen aan elkander van hun werk te rusten. Zo is dan
[Christus], het ware pascha,op den rechten dag van God
geoordonneerd voor onze zonden opgeofferd.
# Ex 12.6,18 Le 23.5 Joh 18.28
00933-931221-1103-Mt26.23
\\die de hand\\
Dat is, een die met mij dagelijks eet, die mijn huis- en
tafelgenoot is. Zie Ps. 41:10; Mark. 14:20; Joh. 13:18. Niet dat
[Christus] toen juist met hem tezamen indoopte; want zo zouden
de discipelen zekerlijk hebben kunne weten wie hij was.
# Ps 41.10 Mr 14.20 Joh 13.18
00934-931221-1104-Mt26.24
\\wee dien mensch,\\
De voorzienigheid Gods verontschuldig dan de mensen niet die
kwaad doen.
00935-931221-1106-Mt26.25
\\Gij hebt het gezegd.\\
Dat is ene manier van spreken wanneer men ene zaak niet ronduit
wil zeggen, maar evenwel niet ontkent. Zie hiervan vs. 64,65.
Verg. met Mark. 14:62.
# Mr 14.62
00936-931221-1119-Mt26.26
\\als zij aten\\
Dat is, toen zij na het eten des paaslams nog aan tafel zaten.
\\gezegend hebbende\\
Lukas, hfdst. 22:19, en Paulus 1 Cor. 11:24, in plaats van
gezegend hebbende, gebruiken het woord gedankt hebbende, gelijk
sommige griekse boeken hier ook hebben. Zodat zegenen en danken
of dankzeggen voor eenzelfde zaak genomen worden en betenen het
brood, alsook daarna den wijn, van algemeen gebruik afzonderen
den door dankzegging tot God heiligen, of tot een heilig gebruik
toeëigenen, gelijk Gen. 2:3, de zevende dag van God gezegend en
geheiligd wordt.
# Lu 22.19 1Co 11.24 Ge 2.3
\\dat is\\
Namelijk brood, gelijk de zaak zelve uitwijst en Paulus
verklaart 1 Cor. 10:16.
# 1Co 10.16
\\mijn lichaam\\
Dat is, een teken zijns lichaams; naar de manier van spreken in
de sacramenten gebruikelijk, gelijk hiervoor een lam een pascha
genoemd wordt, vs. 19. Het brood is de gemaanschap des lichaams
van Christus, 1 Cor. 10:16, en de drinkbeker het Nieuwe
Testament, 1 Cor. 11:25, omdat het tekenen en zegelen zijn van
onze gestelijke gemeenschap met [Christus], en van het Nieuwe
Testament, hetwelk met zijn bloed is bevestigd.
# 1Co 10.16 1Co 11.25
00937-931221-1120-Mt26.27
\\[dien], zeggende:\\
Namelijk drinkbeker
00938-931221-1126-Mt26.28
\\mijn bloed\\
Dat is, een teken van mijn bloed, gelijk tevoren vs. 26, het
brood zijn lichaam genaamd wordt.
\\vergoten wordt\\
Dat is, kort herina uitgestort zal worden. Zie hiervan Hebr.
9:14,15, enz, waar de apostel van dit bloed des Nieuwe
Testaments een breede verklaring doet, met ene tegenstelling van
het bloed des Oude Testaments.
# Heb 9.14,15
00939-931221-1130-Mt26.29
\\dien dag\\
Sommigen verstaan dit van den tijd van veertig dagen na zijne
opstanding, in welke Hij met zijne discipelen gegeten en
gedronken heeft, Hnd. 10:41. anderen, van de eeuwige vreugde in
het eeuwige leven, hetwelk doorgaans bij een maaltijd vergeleken
wordt, Matth. 8:11; Luk. 22:29; Openb. 19:9.
# Mt 8.11 Lu 22.29 Re 19.9
00940-931221-1132-Mt26.30
\\den lofzang gezongen hadden,\\
Naar het gebruik der Joden, die toen plachten te zingen enige
psalmen, gelijk sommigen menen van den 113 af tot den 119 toe.
00941-931221-1133-Mt26.31
\\aan mij gëergerd\\
Gr. [in mij]
00944-931221-1135-Mt26.34
\\eer de haan gekraaid zal hebben\\
Dat is, eer de mogenstond aankomt, vanner de hanen gemeenlijk
voor de laatste maal beginnen te kraaien, Mark. 13:35
# Mr 13.35
00946-931221-1137-Mt26.36
\\eene plaats\\
Of, [gehucht]; namelijk van huizen en hoven; Hoh. 18:1 zegt dat
het een hof was, waar [Christus] placht te gaan om te bidden.
00947-931221-1143-Mt26.37
\\twee zonen van Zebedeus\\
Namelijk Jakobus en Johannes; Mark. 10:35
# Mr 10.35
\\droevig en zeer beangst te worden\\
Met deze woorden wordt te kennen gegeven een uiterste droefheid
en benauwdheid, die Hem het bloedige zweet uitgedrukt heeft,
Luk. 22:44, en is onstaan, niet zo zeer uit vrees van den
aanstaanden wreeden dood, die ook vele martelaars onbeschroomd
hebben ondergaan, als wel uit het voorgevoel van den last des
toorns van God en der helsche kwalen, die Hij aan het kruis voor
ons geleden heeft; Jes. 53:4,5,6; Gal. 3:13
# Lu 22.44 Isa 53.4,5,6 Ga 3.13
00948-931221-1213-Mt26.38
\\geheel bedroefd\\
Of [aan alle zijden]; dat is met droefheid gelijk als omsingeld.
00949-931221-1219-Mt26.39
\\dezen drinkbeker\\
Dat is, dit bitter lijden. Zie Matth. 20:22
# Mt 20.22
\\voorbijgaan\\
Of, [weggaan].
\\gelijk Ik wil maar gelijk Gij\\
Namelijk naar de genegenheid, die de menselijke natuur is
ingeschapen, om zijn eigen verderf te ontvlieden, welke Ik
nochtans uwen wil in alles onderwerp. En is daarom deze
genegenheid van [Christus] zonder zonde geweest.