home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
Online Bible 1995 March
/
ROM-1025.iso
/
olb
/
bibledut
/
kant00
/
v01000
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1993-12-21
|
8KB
|
287 lines
01000-931221-1411-Mt27.15
\\feest was de stadhouder\\
Namelijk van Pasen. Joh. 18:30.
# Joh 18.30
\\het volk eenen gevangene los te laten,\\
Gr. [der schare].
01001-931221-1416-Mt27.16
\\welbekenden gevangene\\
Dat is vermaarden en uitstekenden, wiens persoon en kwade feiten
zeer bekend waren. Want Hij was om moord en oproer gevangen;
Mark. 15:7; Luk. 23:19; Hand.3:14 Joh. 18:40.
# Mr 15.7 Lu 23.19 Joh 18.40 Ac 3.14
01005-931221-1417-Mt27.20
\\aangeraden\\
Of,[met aanrading daartoe bewogen.]
01009-931221-1420-Mt27.24
\\het bloed dezes Rechtvaardigen;\\
Dat is, aan den dood. Waarvan hij nochtans niet geheel
onschuldig was, alzo hij niet vermocht een onschuldige ten
believe van anderen te doden, gelijk de stadhouder jFestus zelf
getuigt, hand. 25:16.
# Ac 25.16
01010-931221-1423-Mt27.25
\\Zijn bloed\\
Dat is, zo dit bloed onschuldig vergoten wordt, de straf of
wraak van God daarvan kome op ons en onze nakomelingen. hetwelk
ook kort daarna door de Romeinen geschied is en noggeschiedt;
Matth. 24:21. Dergelijks manier van spreken zie Lev. 20:9, en
2 Sam. 1:16.
# Mt 24.21 Le 20.9 2Sa 1.16
01011-931221-1427-Mt27.26
\\hebbende,\\
De Romeinen hadden wel de gewoonte dat zij degenen, die tot den
dood verwezen waren, eerst openlijk deden geselen, maar het
blijkt uit Joh. 19:1 dat Pilatus dit gedaan heeft, omdat hij
hoopte dat hij met die mindere straf den Joden zou voldoen en
tot medelijden bewegen om Hem alzo los te laten.
# Joh 19.1
01013-931221-1432-Mt27.28
\\als zij Hem ontkleed hadden\\
Namelijk van zijn opperkleed.
\\purperen mantel om;\\
Dit was een zekers soort van kostelijke purperkleur, gelijk de
andere evangellisten het noemen; of van scharlakem, welke alleen
van koningen en grote heren gedragen werd, Dan. 5:7, en alzo
spotten dezen met het koninklijke ambt van [Christus]. Waartoe
ook diende de doornenkroon en de rietstok in plaats van een
scepter en de volgende bespotting.
# Da 5.7
01016-931221-1434-Mt27.31
\\Zijne kleederen aan,\\
Namelijk Zijne opperkleederen, die zij uitgedaan hadden.
01017-931221-1440-Mt27.32
\\Simon\\
Zie van dezen Simon breeder Mark. 15:21
# Mr 15.21
\\dwongen zij\\
Zie van dit woord Matth. 5:41
# Mt 5.41
\\droeg\\
Gr. [opnam]; namelijk om hetzelve achter [Christus] te dragen,
Luk. 23:26. Het was gebruikelijk dat degenen, die gekruisigd
zouden worden, zelf hun kruis moesten dragen ter plaatse der
straf. Dan alzo [Christus] door de voorgaande mishandelingen in
Zijn lichaam zeer verzwakt was, zo hebben zij Hem dezen
toegevoegd.
# Lu 23.26
01018-931221-1442-Mt27.33
\\Hoofdschedel-plaats,\\
Of, [plaats des bekkeneels], of [der hoofdpan], welke plaats
alzo schijnt genaamd te zijn, omdat aldaar de justitie placht te
geschieden. Of, gelijk sommigen menen, omdat deze berg den vorm
of de gedaante had van een schedel.
01019-931221-1445-Mt27.34
\\edik met gal gemengd;\\
Markus, 14:23, zegt, [wijn met mirre gemengd], welken drank men
degenen die veroordeeld waren, plachten te geven om hunne smart
te vergeten, bij welken de soldaten edik en gal gedaan hebben,
om hun moedwil ook hierin aan Hem te betoonen.
# Mr 14.23
01020-931221-1448-Mt27.35
\\het lot over mijne kleeding geworpen.\\
Omdat zijn onderrok zonder naad was, gelijk te zien is Joh.
19:23.
# Joh 19.23
01022-931221-1451-Mt27.37
\\beschuldiging geschreven:\\
Of, [Zijne schuld]. Anders, [Zijne oorzaak]. Namelijk waarvan
Hij beschuldigd en waarover Hij veroordeeld was.
01024-931221-1453-Mt27.39
\\schuddende hunne hoofden\\
Tot een teken van verachting, en dat zij het Hem wel gunden. Zie
Ps. 22:8; Klaagl. 2:15.
# Ps 22.8 La 2.15
01027-931221-1456-Mt27.42
\\Hij kan zichzelven niet verlossen\\
Of, en [kan Hij zichzelven niet verlossen?]
01028-931221-1457-Mt27.43
\\indien Hij Hem\\
Gr. [indien Hij Hem wil;] dat is, indien Hij aan Hem een
welgevallen heeft.
01029-931221-1508-Mt27.44
\\moordenaars,\\
Eigelijk is dit gedaan door één van de mordenaars, gelijk Lukas
getuigt 23:36, maar idt wordt aldus in het algemeen gezegd om
aan te wijzen dat [Christus] van alle soorten mensen is bespot,
zelfs van de moordenaars. Ten ware dat men zeide [gelijk sommige
oude leraars menen] dat zij eerst beiden zouden gelasterd
hebben, en dat daarna de een, diende de wonderen die er
geschiedden, bekeerd zou zijn.
# Lu 23.36
01030-931221-1515-Mt27.45
\\zesde ure\\
Dat is, van omtrent den middag tot omtrent drie uren na den
middag, naar onze rkening. Zie Matth. 20:3; Joh. 11:9. Zie
verder Mark. 15:25; Joh. 19:14.
# Mt 20.3 Joh 11.9 Mr 15.25 Joh 19.14
\\duisternis\\
Dit was geen gewone verduistering der zon, alzoo de pasen op de
volle maan gehouden werd, wanneer de maan recht over de zon
staat op de andere zijde des hemels, en derhalve het licht der
zon niet kan beletten; maar een bovennatuurlijk werk Gods, bij
wonder geschied, gelijk de duisternis in Egypte; Exod. 10:22.
# Ex 10.22
\\aarde tot de negende ure toe,\\
Sommigen verstaan hierdoor het Joodse land alleen, anderen den
ganschen aardbodem.
01031-931221-1520-Mt27.46
\\ELI, ELI, LAMA SABACHTANI!\\
Deze woorden zijn genomen uit Ps. 22:2
# Ps 22.2
\\verlaten\\
Namelijk onder den last van uw schikkelijken toorn tegen de
zonden der menschen, zonder mij het gevoel van uwe gunst en hulp
te laten genieten; Gal. 3:13. doch dit zijn gene woorden van
wanhoop, dewijl Hij evenwel volkomenlijk op Hem betrouwd heeft,
gelijk blijkt uit de worden [mijn God]. Zie ook hiervan Hebr.
5:7.
# Heb 5.7
01032-931221-1522-Mt27.47
\\Deze roept Elia.\\
Dit zeggen zij, met Hem spottende, omdat de woorden Eli en Elia
bijna overeenkomen.
01033-931221-1524-Mt27.48
\\stak ze op een rietstok,\\
Gr. [zette deze om een rietstok]. Dit deed hij omdat [Christus]
gezegd had: Mij dorst, gelijk Johannes 19:28, getuigt.
# Joh 19.28
01035-931221-1526-Mt27.50
\\gaf den geest\\
Gr.[liet van Hem den geest;] dat is zijne ziel; Joh. 10:18.
# Joh 10.18
01036-931221-1529-Mt27.51
\\het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën,\\
Dit was een tapijt of geborduurd kleed, hetwelk voor het heilige
der heiligen hing, en dat afscheidde van het heilige of voorste
deel des tempels. Wat sit beduidde wordt verklaard Hebr. 10:20
# Heb 10.20
01038-931221-1531-Mt27.53
\\heilige stad\\
Namelijk Jeruzalem. Zie Matth. 4:5.
# Mt 4.5
01040-931221-1533-Mt27.55
\\om Hem te dienen;\\
Gr.[Hem diende;] namelijk in zijn leven van hare goederen; Luk.
8:3.
# Lu 8.3
01041-931221-1535-Mt27.56
\\de moeder vamJakobus en Joses,\\
Zie van deze Matth. 13:55
# Mt 13.55
\\de moeder der zonen van Zebedeus.\\
Zie ook van deze Matth. 20:20
# Mt 20.20
01042-931221-1538-Mt27.57
\\avond geworden was,\\
Dat is, laat op den dag, eer de zon ondergegaan was. Want met
zonsondergang begon de sabbat.
\\van Arimathea,\\
Namelijk geboortig. Dit was ene stad in het Joodse land; Luk.
23:51.
# Lu 23.51
01044-931221-1541-Mt27.59
\\zuiver fijn lijnwaad,\\
Hetwelk hij daartoe nieuw gekocht had, Mark. 15:46.
# Mr 15.46
01045-931221-1556-Mt27.60
\\nieuw graf,\\
In hetwelk nog niemand tevoren gelegd was; Luk. 23:53 Hetwelk
door Gods beschikking alzo geschied is, opdat men niet zou
zeggen of denken dat er iemand anders opgestaan was.
# Lu 23.53
01046-931221-1557-Mt27.61
\\andere Maria,\\
Namelijk tevoren vs. 56 genoemd en beschreven.
01047-931221-1559-Mt27.62
\\na de voorbereiding,\\
Dat is, op hun paasdag zelf, welke toen ook was de sabbatdag.
01048-931221-1601-Mt27.63
\\Verleider\\
Alzo lasteren deze goddeloze mensen [Christus] nog na zijn dood.
\\zal Ik opstaan\\
Gr. [sta ik op].
01049-931221-1602-Mt27.64
\\dwaling\\
Of, [verleiding].